Lerarenopleidingen Science en Wiskunde/Rekenen

Zelfvertrouwen voor een N-profiel

De beslissing die havoleerlingen maken in hun profielkeuze hangt vaak samen met de vraag of zij zich gemotiveerd en geinspireerd voelen door hun docenten. De docent doet er dus toe! Om hier als docent op in te spelen is het nuttig rekening te houden met zowel de eigenschappen van de havoleerlingen als de aard van de bètavakken. APS beschrijft tien succesfactoren die aan de keuze voor een N-profiel ten grondslag liggen. Het geven van zelfvertrouwen lijkt de sleutel tot succes.

Wat heeft een lerarenopleider hier aan?

Als toekomstige leraar krijg je te maken met veel verschillende leerlingen. Een goede voorbereiding op meer algemeen geldende eigenschappen van verschillende groepen leerlingen, kan een leraar helpen zijn of haar doelen beter te bereiken. De tien geformuleerde aandachtspunten kunnen een leraaropleider helpen om toekomstige leraren hierop voor te bereiden.

Wat heeft een leraar hier aan?

Waar de inhoud van het curriculum goeddeels vaststaat, is een leraar relatief vrij om zelf vorm aan die inhoud te geven. Door je als docent te verplaatsen in de belevingswereld van specifieke leerlingen, kun je meer bereiken. Dit onderzoek suggereert dat een havoleerling gebaad is bij een didactische aanpak die het zelfvertrouwen van de leerling stimuleert. De tien aandachtspunten die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen kunnen de leraar helpen zijn of haar aanpak en attitude op die behoefte van een havoleerling af te stemmen.

Samenvatting

In een onderzoek naar hoe meer havoleerlingen tot een N-profielkeuze kunnen komen, zijn ondermeer observaties gedaan bij succesvolle leraren. Hieruit is een lijst van tien didactische aandachtspunten geformuleerd, de zogenaamde succesfactoren:

  • Contact maken en houden: een goede relatie onderhouden bevordert de betrokkenheid van leerlingen
  • Positieve feedback: Succesvolle docenten geven positieve feedback op zaken die leerlingen goed doen, maar ook op zaken die misgaan
  • Prikkelen: “Allemaal achteruit, veiligheidsbril op want het kan ontploffen”
  • Procedurele duidelijkheid: heldere verwachtingen over gewenst gedrag en gewenst leerresultaat
  • Toegankelijkheid: een veilige leeromgeving creëeren waarin vragen stellen wordt aangemoedigd
  • Leerlingen werken in groepen: iedereen is individueel aanspreekbaar op eigen antwoorden. De groep is verantwoordelijk voor het aan elkaar uitleggen
  • Cognitief activeren van leerlingen: succesvolle docenten zorgen ervoor dat de leerlingen veel zelf moeten nadenken
  • Koppeling lesstof aan praktijk: verbanden leggen met de dagelijkse werkelijkheid van de leerlingen
  • Structuur: goed kunnen schakelen tussen de niveaus van denken binnen de lesstof
  • Goed kunnen uitleggen: uitleg in stappen, eventueel herhaaldelijk, en vanuit verschillende uitgangspunten

Op 8 pilotscholen is op basis van deze tien aandachtspunten een training verzorgd voor bètadocenten die lesgeven in de havo3 klas. Op alle scholen zijn de leerlingen betrokken in de trainingen. Op de meeste scholen is een kleine tot aanzienlijke verbetering in de keuze voor het exacte profiel geconstateerd. Een gemiddelde stijging van 35% naar 45% in de pilotklassen. Ook in de havo3 klassen waar de docenten lesgaven, die geen deel uitmaakten van de pilottrainingen was een lichte stijging waar te nemen. Bij alle leerlingen in de pilotklassen is het zelfvertrouwen ten opzichte van de bètavakken toegenomen.
De uitkomsten van het onderzoek geven aanleiding voor het formuleren van een samenhangende didactische aanpak. Hiervoor moeten de aandachtspunten verder worden uitgewerkt en toetsingssystemen worden ontwikkeld.
Een tweede onderzoek richt zich in het schooljaar 2009/2010 op het lange termijnseffect van de trainingen op de docenten.

Links

 

ELWIeR en Ecent als één STEM