Lerarenopleidingen Science en Wiskunde/Rekenen

Lost in Choices? Conferentie Gender & STEM in het hoger onderwijs

Hoe is het met de kansen en ambities van vrouwelijke studenten in Nederland in het STEM (Science, Technology, Engineering, Mathematics) domein? Hoewel nog met mondjesmaat, neemt het aantal vrouwelijke studenten dat aan een STEM opleiding begint toe. Toch lijken deze vrouwen in praktijk vaak niet zeker van hun keuze. De kans dat we hen bij de overgang van bachelor naar master of bij de overgang naar de arbeidsmarkt verliezen voor STEM lijkt bij hen groter dan bij jongens. Zijn zij ‘lost in choices’ en verliezen we ook op die momenten nog waardevol talent op belangrijke keuzemomenten in de (onderwijs)loopbaan?

Op 12 november 2015 organiseerde VHTO, het landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek, een conferentie over gender-issues die van invloed zijn op de instroom en doorstroom in bètawetenschap, technologie en ICT. In dit artikel worden de belangrijkste inzichten die naar voren kwamen tijdens deze conferentie besproken.

Wat is er belangrijk voor een opleider/docent?

Hoe kunnen we toekomstige leraren natuur en techniek meisjes met talent voor bèta/techniek in het voortgezet onderwijs motiveren om ook voor een bèta/techniek opleiding te kiezen en hoe zorgen we ervoor dat ze ook bij die keuze blijven, zodat we niet op ieder keuzemoment (profiel, opleiding, master, werk, etc.) meer meisjes en vrouwen verliezen voor bèta/techniek.
Het is van belang dat we zorgen dat gender op de agenda van het bèta/technisch hoger onderwijs blijft, zolang de ondervertegenwoordiging van meisjes in dit domein voortduurt. Ook vanuit de lerarenopleidingen exacte vakken en technologie kan hier aandacht aan worden besteed.

Op de conferentie in November 2015 stonden tien inzichten met betrekking op de ondervertegenwoordiging van meisjes/vrouwen in het beta/technisch hoger onderwijs centraal. Onder dagvoorzitterschap van Isolde Hallensleben, werd in lezingen, interviews, een forumdiscussie en showcases ingegaan op hoe vrouwelijke studenten gemotiveerd kunnen worden èn gemotiveerd kunnen blijven voor een loopbaan in bèta, technologie en ICT. De conferentie was bedoeld voor docenten, voorlichters, aansluitingscoördinatoren, studiebegeleiders, studenten en andere geïnteresseerden uit het hoger onderwijs.

Programma
Na een warm welkom ving de dag aan met een keynote van de Amerikaanse onderzoeker: David I. Miller (NorthWestern University) die onderzoek deed naar het verband tussen impliciete en expliciete stereotypering met betrekking tot gender en STEM en de vertegenwoordiging van meisjes/vrouwen in dat domein. Deze keynote werd gevolgd door de keynote van de Noorse onderzoeker Maria Vetleseter Bøe (Norwegian Centre for Science Education) die zich bezig houdt met keuzeprocessen, verwachtingen en waarden ten aanzien van STEM. Attitudes, gender en identiteit spelen een belangrijke rol in haar onderzoek. Nederlandse experts en onderwijsmanagers reageerden op de 10 cruciale inzichten van onderzoekers uit het mede door VHTO opgerichte ‘International Network Gender & STEM’, met Jacqueline Prins (directeur Directie Emancipatie ministerie van OCW), Symen van der Zee (lector Techniek en Onderwijs Saxion), Daphne Heeroma (directeur Academy for Digital Entertainment NHTV en voorzitter domein Creative Technologies Vereniging Hogescholen) en Jan Aarts (hoogleraar Wiskunde en Natuurwetenschappen Universiteit Leiden).

Tien inzichten
Tien cruciale inzichten die de ondervertegenwoordiging van meisjes/vrouwen in het bèta/technisch hoger onderwijs verklaren stonden tijdens de conferentie centraal. Experts lieten zien hoe vrouwelijke studenten gemotiveerd worden èn blijven voor een loopbaan in bèta, technologie en ICT. Tijdens de conferentie kwam naar voren dat meisjes die voor STEM hebben gekozen vaak de aansluiting met maatschappelijk doelen missen. Dat ze graag meer toegepast werken en daarom uiteindelijk toch vaak voor een meer ‘maatschappelijke’ master kiezen en dat veel meisjes ook vaak tijdens hun studie nog denken dat ze niet in de wieg gelegd zijn voor dit vakgebied, zelfs als hun studieresultaten goed zijn. Meer meisjes in STEM is echter een noodzaak, in economische zin, omwille van meer diversiteit (meer innovatie- en concurrentiekracht), maar vooral omwille van de meisjes zelf en hen de kans te bieden hun talenten te ontwikkelen en in te zetten. In de tien inzichten komt naar voren waarom meisjes minder voor STEM kiezen dan jongens en wat we kunnen doen om te zorgen dat talentvolle meisjes een bewuste keuze maken voor STEM en daarin ondersteund worden.

Hieronder volgt een korte samenvatting van de 10 inzichten:

Het eerste inzicht werd weggeven door Cocky Booij, directeur VHTO. Zij stelde dat voor instroomverhoging en het behoud van meisjes in STEM-opleidingen in het hoger onderwijs een integrale ketenaanpak met een lange termijnvisie nodig is.
Dit houdt in dat er bij alle relevante actoren in de keten van primair, voortgezet en hoger onderwijs, alsook in het bedrijfsleven dat gerelateerd is aan STEM expliciete aandacht moet zijn voor gender, met name meisjes en vrouwen, zolang de ondervertegenwoordiging van deze groep voortduurt. Het ideaal is een gezamenlijke meerjaren strategie waarin de schakels in de keten verbonden worden. Een enkele campagne of activiteit werkt niet. Een aanpak die meerdere jaren voorduurt en periodiek geëvalueerd en eventueel aangepast wordt zal ongetwijfeld succes hebben.

Professor Helen Watt (Monash University, Australië), medeoprichter van het ‘International Network Gender & STEM’ stelde in haar video dat: Een laag ‘self-concept’ bij meisjes ten aanzien van STEM keuzestress veroorzaakt en hen verhindert hun STEM-talenten te ontwikkelen en te verdiepen.
Uit onderzoek blijkt herhaaldelijk dat veel meisjes hun capaciteiten ten aanzien van STEM onderschatten. Hierdoor brengt de keuze voor een STEM studie voor meisjes hoge psychologische kosten met zich mee. Meisjes vragen zich vaak af of zij wel in staat zijn een STEM opleiding te volbrengen, vaak ondanks goede prestaties op exacte vakken. Een aanpak die gericht is op leren en begrijpen in plaats van op resultaat en competitie kan meisjes ondersteunen bij hun keuze.

Ook het derde inzicht was afkomstig van professor Watt: Voor veel meisjes past STEM al vroeg niet (meer) bij het beeld dat zij van zichzelf hebben in de toekomst.
Er zijn duidelijke verschillen tussen jongens en meisjes als het gaat om ‘attainment’ (past STEM bij mij) en ‘aspirations’ (wil ik er iets mee in de toekomst). Die verschillen in ‘self-concepts’, aspirations en attainment’ ontwikkelen zich al tijdens de vroege kindertijd (waarschijnlijk al in de voorschoolse periode) en versterken tijdens de adolescentie en de (vroege) volwassenheid door gebrek aan positieve beelden en ervaringen (met STEM).

Het vierde inzicht kwam van keynote speaker David Miller. Hij stelde: Het doorbreken van genderstereotiepe associaties met STEM is in Nederland cruciaal als je de participatie van meisjes/vrouwen in STEM wil vergroten.
Miller besprak een onderzoek dat hij uitvoerde met data over 36 landen waaronder Nederland. Hij gaf aan dat de factoren die bepalend zijn voor de keuze van vrouwen voor STEM per land sterk verschillen. Nederlanders hebben zeer sterke impliciete en expliciete stereotiepe associaties. STEM wordt in Nederland heel duidelijk met mannen en mannelijkheid geassocieerd. De sterkte van die associaties is een goede voorspeller voor de deelname van meisjes/vrouwen aan STEM. In Nederland is die participatie dan ook laag. Het lijkt alsof Nederland in een vicieuze cirkel zit in dit opzicht. In Nederland participeren weinig vrouwen in STEM. We zien in Nederland dus weinig vrouwen in dit domein. Hierdoor worden onze genderstereotiepe ideeën ten aanzien van STEM versterkt. Dit beïnvloedt onze ideeën en gedrag ten aanzien van meisjes/vrouwen en STEM. Hierdoor kiezen minder meisjes/vrouwen voor een loopbaan in STEM, etcetera. Het doorbreken van stereotiepe ideeën en beelden is dus van groot belang voor de bevordering van meer meisjes in STEM.

Professor Jane Margolis, senior onderzoeker aan de UCLA stelde dat je om STEM-opleidingen aantrekkelijker te maken voor meisjes (en jongens) de bijdrage van STEM aan maatschappelijke doelen en innovaties meer zichtbaar zou moeten maken.
De meeste meisjes lijken minder dan jongens geïnteresseerd in de techniek om de techniek. Ze vinden het vaker belangrijk om met hun studie en werk een maatschappelijke bijdrage te kunnen leveren. Je ziet ook vaak dat meisjes in (STEM) studierichtingen waarbij het maatschappelijk nut duidelijk is (milieu, gezondheid, etcetera) minder of niet in de minderheid zijn. Het is daarom van belang aandacht te besteden aan maatschappelijke doelen en innovaties bij de studievoorlichting en in het studieprogramma.

Het zesde inzicht was van Dr. Lara Perez Felkner en Samantha Nix van de Florida State University. Volgens hen zal een realistische inschatting van eigen mogelijkheden (‘perceived ability’) op het gebied van STEM de kans dat meisjes ook daadwerkelijk voor STEM kiezen, vergroten.
In hun onderzoek komt naar voren dat mensen die denken dat ze goed zijn in STEM/exacte vakken of in ieder geval denken dat aan te kunnen ook vaker voor een dergelijke opleiding kiezen, ongeacht hun daadwerkelijke prestaties. Meisjes (en ook de omgeving) schatten hun capaciteiten op het gebied van STEM echter niet realistisch in. Daarbij denken ze vaker dan jongens dat je voor exacte vakken een soort aangeboren talent moet hebben (wiskundeknobbel). Perez-Felkner en Nix zagen dat meisjes een meer realistische inschatting maken als je hen duidelijk maakt dat talent voor exacte vakken/STEM geen vaststaand gegeven is, maar dat je het kunt ontwikkelen. Oefening baart kunst.

Maria Vetleseter Bøe die ook een keynote gaf op de conferentie gaf ons het zevende inzicht: Rolmodellen zijn voor meisjes van cruciaal belang in het keuzeproces dat leidt naar een keuze voor STEM.
In een onderzoek dat zij uitvoerde tijdens een girlsday op de bètafaculteit van haar universiteit kwam naar voren dat contact met rolmodellen, in dit geval vrouwelijke STEM-studenten, meisjes zelfvertrouwen geeft doordat zij zich met hen kunnen identificeren. Rolmodellen laten bovendien zien dat je als STEM-student niet alleen bent, dat je hulp krijgt bij moeilijke opdrachten en dat je geen genie hoeft te zijn voor een STEM studie.

Professor Lydia Krabbendam (VU Amsterdam) liet ons in het achtste inzicht weten dat je om een STEM-opleiding te doen niet (alleen) in bezit hoeft te zijn van een wiskundeknobbel. Zij stelde: Cultuur en ‘mindset’ beïnvloeden de mate waarin meisjes voor een STEM opleiding kiezen; de ‘mindset’ ligt niet vast, maar is veranderbaar.
Mindset is hierbij de instelling waarmee iemand bepaalde problemen te lijf gaat. Er zijn grofweg twee mindsets te onderscheiden:

  1. de ‘fixed mindset’ waarbij de instelling is dat intelligentie/capaciteiten vastliggen en zijn onveranderbaar zijn, en de
  2. ‘growth mindset’ waarbij de instelling is dat je intelligentie verder kunt ontwikkelen en ook kunt verbeteren.

In het algemeen hebben meisjes vaker een fixed mindset dan jongens, maar je kunt de mindset veranderen door training. Met de juiste training kunnen leraren hun leerlingen ondersteunen bij de ontwikkeling van een growth mindset.

Onder andere uit onderzoek van professor Nadya Fouad (University of Wisconsin-Milwaukee) blijkt dat veel vrouwen met een opleiding in STEM vaak niet aan een baan in dit domein beginnen of er al vroeg in hun loopbaan mee stoppen. Het is dus ook van belang in een vroeg stadium aandacht te besteden aan de werkomgeving. Volgens Fouad is om meer vrouwen in STEM te behouden een genderinclusieve werkomgeving nodig.
Binnen de heersende cultuur in STEM-bedrijven en -instituten worden vrouwen vaak niet ondersteund en ze worden niet of nauwelijks gestimuleerd stappen te nemen of te promoveren tijdens hun loopbaan. Fouad zegt niet alleen dat de bedrijven hieraan moeten werken, maar ook de vrouwen zelf (maar daarin moeten ze dan wel ondersteund worden).

Ook het laatste inzicht werd gegeven door VHTO: Ouders (maar ook docenten en decanen) zijn belangrijke beïnvloeders van het keuzeproces. Ook zij moeten zo vroeg mogelijk betrokken worden bij (gender &) STEM-voorlichting, specifiek als het gaat om hun dochter(s).
Net als iedereen hebben ook ouders immers stereotiepe ideeën over wat bij meisjes hoort en wat bij jongens. Ze hebben de neiging jongens en meisjes verschillend te stimuleren en te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun talenten. Overigens geldt dit ook voor veel leerkrachten (po) en (vak)docenten, decanen, mentoren en LOB’ers (vo). Onbewust en ongewild maken zij verschil tussen jongens en meisjes, onafhankelijk van de objectieve prestaties van deze leerlingen. Leerkrachten en docenten zouden meer kunnen sturen (of gestuurd worden) op talentonwikkeling, het doorbreken van stereotiepe beelden en stimuleren van een ‘growth mindset’ bij zowel meisjes als jongens.

Natuurlijk is tijdens deze conferentie slechts een klein deel van de oorzaken van de ondervertegenwoordiging van meisjes in STEM besproken en ook maar een klein deel van de mogelijke oplossingen. Het is belangrijk dat in alle lagen van het onderwijs en het bedrijfsleven samengewerkt wordt om de ondervertegenwoordiging van meisjes in STEM te verkleinen. VHTO heeft een divers activiteitenaanbod ontwikkeld om de betrokkenheid van meisjes in STEM te vergroten. VHTO is actief in de hele onderwijsketen, van primair onderwijs tot hoger onderwijs en op de arbeidsmarkt. De tien inzichten zijn bijna allemaal geïntegreerd in de activiteiten van VHTO. Bij bijna alle activiteiten worden rolmodellen (vrouwen met een opleiding en loopbaan in STEM) betrokken die ingeschreven staan in VHTO’s rolmodellen database Spiegelbeeld. Voor onderwijsdoeleinden heeft VHTO een beroepenbeeldbank ontwikkeld met daarin beelden (foto’s en filmpjes) en verhalen van STEM professionals en studenten.

Verwijzingen

Ook meer informatie via www.vhto.nl, Twitter, Facebook, LinkedIn en E-mail

 

VHTO lost in choices?

 

VHTO is het landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek. VHTO zet zich in om de participatie van meisjes en vrouwen aan de bètawetenschappen, techniek en ICT te vergroten. Ook spant VHTO zich in om vrouwen op de arbeidsmarkt in deze branches te behouden. Noortje Jansen is beleidsadviseur bij VHTO en Cocky Booij is directeur van VHTO

 

ELWIeR en Ecent als één STEM